Silvie & Manu, destination: variable

Una vida en tiempo de tango

En begon weer een volgende twintig-uur-durende-busrit richting Buenos Aires. Alleen ditmaal had ze wijn en champagne wat ons beide gelukkig stelde. Buenos Aires is mooi en Europees minded. De eerste dagen vertoefden we rustig kabbelend door haar straatjes, sfeer aftastend zoals je het zou kunnen noemen. We snuffelden boekwinkeltjes af, bezochten het Evitamuseum en om de botten te doen rusten, plaveiden we ons voor de lokale theatervoorstelling lekker in een zeteltje.

En... we spraken af met de local celeb: Juan, die we ontmoet hadden op Machu Picchu trek, bleek blijkbaar mee gespeeld te hebben in ‘Gran Hermano‘ of anders gezegd Big Brother, en in ´una pelicula independente´, we all know what that means ;-).

Zoals elke goede porteño deden we een lang-weekendje naar Uruguay. Uruguay zal onthouden worden als het land van de paardenkar (of hoe het vuilnis in de hoofdstad werd opgehaald) en de mate: UIt elke 10 personen liep er wel eentje rond met zijn mok met een drinkbuisje aan, gevuld met maté en… een thermos met heet water.

Colonia de Sacramento bracht de absolute poef van het leven, of hoe je kon wegzakken in deze oude smokkelaarshaven. Vroeger werden van hier allerlei clandestiene producten de rivier overgestuurd richting Buenos Aires. De vuurtoren torent boven Colonia uit getuigend van een stad vol van legendes en schipbreuken.

De boot voer terug richting de skyline van Buenos Aires en met die stad kwam er ons nog iets in het verschiet, iets waar we allebei al lang naar uitkeken, een geschenkje uit België: Glenn en Babette. Vol ongecontroleerde uitbundigheid (laten we dit vooral toespelen aan Silvie) zaten we te wachten in de hostel toen ze eindelijk met veel trompetgeschal onthaald werden. En dit bracht de reis weer in een stroomversnelling. In de tweede doorgang Buenos Aires, vervoegden we ons bij de doden in de necrópolis van Recoletta, waar een vurig ‘hide and seek’ spelletje begon met het graf van Evita en de camera van Manu, maar uiteindelijk was het Silvie die in deze doolhof van graven, als eerste het graf ontdekten. Geen enkel park ontbreekt een voetzool van het Belgisch kwartet en in de avond gingen we helemaal Porteño opgedressed (Babette ‘s jeans misschien iets minder naast de Hilton garde) naar wat wel een koningszaal geweest moet zijn naar de tango kijken. Maar niet na eerst zelf die eerste danspasjes gezet te hebben. De tangoshow was op zijn minst gezegd een hoogtepunt en een must-see voor iedereen die Buenos Aires bezoekt. Het was gewoon verbluffend en tot diep in de nacht waren we kindjesgewijs aan dromen van die stijlvolle passie.

Boca. De barrio als een bloemveld. De huizen zijn in de meest uiteenlopende vrolijke kleuren geschilderd vlak naast het stadium van een-van-die-meest-fervente-supporters-voetbalclub. Rood, geel, blauw, oranje en groen en het geheel zag er nog steeds aantrekkelijk uit. Van deze wimwam naar het prestieuze teatro Colon, een uiterst stijlvol (hoe kan het ook anders mete en Belgische architect) operagebouw met iets minder verschillende kleuren: tapijtrood en marmetgeel, akoestisch tot een van de beste van de wereld wordt gerekend. Casa Rosada, het presidentsgebouw kon deze stijl niet evenaren, misschien omdat de buitenkant helemaal roos zag.

En dan vertrok onze wijnloze (Silvie had erom gevraagd!) richting Iguazu waar moeder natuur nog maar eens zou bewijzen dat zij het indrukwekkendste is. We kwamen aan in het kleine Puerto Iguazu waar we samen met een resem studenten uit Buenos Aires de ‘sweet hostel’ bevolkten. En het was ook hier dat onze wegen weer kruisten met Aaron Boem Boem Dynamite, onze Zwitser die we hadden leren kennen in Potoshi. Toevallig zou een overdrijving zijn, aangezien we hadden afgsproken, maar we ontmoetten hem wel plotseling in het stadje, zodat onze krachten weer verenigd waren om op te kunnen tegen zulke overweldigende krachten. Meer dan 300 honderd watervallen behelst dit park op de grens tussen Brazilië en Argentinië en wat voor watervallen. Schattige, trotse, wulpse en de 70 meter drops. De legende vertelt dat er elk jaar maagden geofferd werden aan de vurige slangengod, tot op een dag de beeldschone maagd Kiara voor in het hol van de slangengod werd gegooid. Een moedige krijger ging haar redden en samen ontsnapten ze in een kano op de rivier, maar dit wekte zo’n toorn op bij de god, dat hij de rivier deed afklippen, zodat Kiara viel en beneden veranderde in een rots, terwijl de krijger voor eeuwig naar haar moest kijken als een boom op de top van de watervallen. De rustig sluimerende rivier erboven zou het nooit kunnen vermoeden wat haar te wachten staat, maar beneden hoor je de afgrond al van kilometers afstand. En we hebben ze langs alle kanten gezien: van ver, van dichtbij, van links en van rechts, van erboven en... jawel, recht recht eronder. Met een bootje gingen we tot recht onder de waterval en het was zo, zo indrukwekkend. De woorden buitenaards, wonderbaarlijk, bovennatuurlijk en goddelijk kunnen in zulk een beschrijving staan. Doorweekt en volgesponsd konden we terug beginnen uitdrogen om de ‚keel van de duivel‘eens lang boven te aanschouwen.

En van dat ene voetbalgekke land naar het andere: Brazilië waar samba koning is. Onze niet zo vlotte grensovergang, gespijsd met ipod dansen en teenslipperslingeren (een olympische discipline waar je met een zwaai van je voet je flipflops zo ver mogelijk moet wegschotten) kwamen we aan in Foz de Iguazu waar we halsoverkop, de Braziliaanse kant van de watervallen gingen bezoeken. Allereerst was er mist wat ons zo verhoopt groot overzicht danig verpestte, maar met de hulp van wat opklaringen en wat lager gelegen uitkijkpunten was de iets minder indrukkende Braziliaanse kant toch nog de moeite waard om die poncho nog eens aan te trekken en vlak voor de waterval voldrongen te worden door de miezerige nevel.

In de avond testten we dan meteen het Braziliaanse buffet uit, iets wat hier blijkbaar veel meer de gewoonte is in restaurants dan in Europa en het was goed of hoe Silvie bij elke hap van haar watermeloen wegzonk in culinaire dromen. ’s Nachts deed de eerste regen (en meteen onweer) ons terugdenken aan ons eigen landje, maar laten we hopen dat de Pantanal beter weer brengt. Eerst nog even werelds tweede grootste dam bezoeken in Paraguay: been there, done that.

Sal, sal y un poco de arena

*I want to blow something!* quoted Aaron, in zijn Bruno-like Zwitsers accent, dus besloten we nog een dagje langer in Potosi te blijven om onze honger naar dynamiet ontploffen te stillen. Dus overtuigden we een eerder enthousiaste taxichauffeur, gingen we wederom naar de miner's market en kochten we onszelf vier staven dynamiet. Daarna reden we naar een afgelegen woestijnachtig landschap en bleek dynamiet opblazen toch niet zo eenvoudig met veel wind, een slechte, bijna lege aansteker en een lont dat toch voorzien lijkt te zijn op iets te ijverige toeristen. Maar met de hulp van de aansteker van de chauffeur en na het zo wat een half jaar aan het lont te houden, konden we toch ons spurtje naar vijftig meter verder trekken en ons veilig achter een rots schuil houden voor onze welgeliefde ontploffingen, only in Bolivia.

En zo was weeral een afscheid aangebroken, dat van Aaron en Leo, hun verwoede pogingen om ons mee te krijgen naar Sucre negerend, en ging de tocht verder naar Uyuni waar we nog stiekem de hoop koesterden Anne en Lies een laatste keer te zien, wat spijtig genoeg niet meer lukte. We zijn dan maar in een koopwoede geslagen op zoek naar allerlei props voor originele foto's op de zoutvlaktes. We sloegen ons een hamer, dinosaurus, speelgoedgeweer, een helft van het schaakspel, een lepel en meteen nog een paar warme sokken voor Manu en een extra dikke trui voor Silvie in. We vervulden onze opdracht gegeven door Aaron en Leo om de onvergetelijke zogenaamde 'sexy llama bitch' te drinken en maakten ons klaar voor drie dagen bitter koude. De eerste dag was er eentje waar zout de voertaal was: Eindeloze vlaktes zout richting het einde van de wereld in de fantasierijke geest van Muks. Verrassend rustgevend ook, hoewel het wel een Milanees Dolce-and-Gabbana-modeshow-omkleedtempo was waarin we probeerden zo veel mogelijk 'funny' pictures te nemen. Geruchten zeggen dat we er zelfs 24 in gedachten hadden, maar uiteindelijk waren er ongeveer twaalf propgevulde foto's klaar om de wereld ingezonden te worden. Gelukkig hadden we een nieuwe fotograaf en vriend Roy die ons kon assisteren. Hij vormde samen met Mattias een bijzonder komisch Engels-Duits duo dat speelde met alle stereotypen die deze landen te bieden hebben. De dag werd afgesloten met een zachte zonsondergang en een nachtje in een hotel van zout.
Dag twee bracht ons vooral veel uren in de auto, een mooi rood meer, genaamd laguna colorada dat dezelfde kleur heeft als de flamingo's die haar bezetten en een ijskoude nacht waarin we met al onze kleren aan , namelijk twee paar sokken, twee broeken, t-shirt, vier truien en muts, ingeduffeld in lakenzak plus slaapzak en lekker diep weggedoken onder de dekens, de kou konden vermijden, althans tijdens de nacht, de ochtend omstreeks halfzes was Antarcticakoud. De geisers boden naast tijdelijke verlichting, een adembenemend aanzicht, maar het was de warmwaterbron die Manu in de ultieme relaxatie onderdompelde. De laatste bezienswaardigheid van de toer was de Laguna verde, dat zoals de Spaanstalige mensen onder ons al kunnen raden, groen zag. Maar het was vooral het samenspel met die ene krachtige berg op de achtergrond, die dit meer zo mooi maakte, omgeven door nog een dozijn andere bergen die deden denken aan een regenboog.


Chili. Een tocht door Zuid-Amerika had een doorpassing in San Pedro de Atacama, waarbij laidback een juist adjectief kan genoemd worden. Reizigers zitten hier soms dagen vast, wachtend totdat de grens naar Argentinie opengaat, maar je kan dit nauwelijks pech noemen. Wij vulden onze eerste dag met eerst een beetje rusten en nog eens goed oud avondje voetbal kijken (Barça-Real). Maar de volgende dag was het menens, een fietsprestatie richting la Valle de la Muerte, dat enorm doet denken aan de gelijknamige Death Valley in Amerika. Op onze weg ontmoeten we een Frans meisje en Chileense jongen die zo vriendelijk waren hun sandboard even uit te lenen, zodat we konden trachten een berg zand te bevaren. Na een betrekkelijk vermoeiende weg naar boven, lukte het ons beiden behoorlijk goed, spijtig genoeg is met het zand ook het openingsklepje van Manu's camera gesneuveld, waardoor dat nu opengehouden wordt met een stukje opgerold papier. Des nachts kwam het kindje in Manu en ging hij mee naar een sterrenuitkijkpost. Hoewel de halve maan het iets te licht maakte, was ze zelf een bijzonder mooi aanzicht door de telescoop en ook Jupiter ontsnapte niet aan de aandacht. Maar hetgeen het meeste impact achterliet, was de Franse astroloog himself, of hoe het tweede gelukkigste moment in zijn leven de zonsverduistering was. In ieder geval iemand die weet hoe hij enthousiasme moet overbrengen.


De volgende dag bracht de bus ons veel later dan gepland in Salta, vooral te wijten aan de onverklaarbare, meerdere pauzes van een uur, waardoor we rond elf uur des nachts een hostel moesten gaan zoeken in Salta, wat ons fairly goed gelukt is. Eindelijk Argentiniê, het land van de tango, de steaks en Messi of met andere woorden voetbal. En we besloten alvast een van de mijlpalen te proberen met een heuse Argentijnse grill, die we behoorlijk opkregen ondanks het volume en een tiental verschillende soorten vlees. Daarna gingen we naar een Saltaanse versie van de watervallen van Coo, of met andere woorden, de zondagmiddaguitstap met de kleinkinderen naar de top van Salta met een mooi uitzicht over deze stad (hoewel het weer niet echt meewerkte). Na een ietwat avontuurlijke tocht te voet naar beneden (*dit lijkt wel op een pad*), konden we de plaatselijke supermarkt plunderen om nog eens keer te koken. En jawel, dames en heren, het was Manu die achter het fornuis stond, bij momenten tot angst van Silvie, maar het resultaat mocht er wezen, af en toe geleid door een mysterieuze vrouwelijke hand: pasta met scampi*s.

De volgende dag besloten we het niet-al-te-veel-biedende Salta al vaarwel te zeggen, en gooiden we het reisplan om van het roemrijke Mendoza, gekend voor zijn wijn, naar het iets minder bekende Cafayate, berucht voor zijn ........ wijn, hoe kan het ook anders met Silvie. Cafayate was relaxed, goede restaurantjes en wijn. In de ochtend bezochten we zo*n vier *bodegas* of wijngaarden waar we meestal gratis wijn konden proeven, alcohol die we nodig hadden om in de middag de meeste bizarre vormen te zien in de Quebrada de los Conchas, een woestijn met rotsen, die met verbeelding dus soms de vorm aannamen van een stoomtrein. Maar het had nog meer te bieden, namelijk bergen in zo mogelijk nog meer kleuren: rood, bruin, geel, groen, oranje en deze kleuren dan nog in uiteenlopende tinten. Wonderbaarlijk. De volgende dag hadden we iets minder succes, traag als we waren waren de meeste wijngaarden al gesloten, en onze uitgebreide, bijzonder lekkere maaltijd in de middag belette ons de verafgelegen watervallen te bezoeken wegens tijdsgebrek. Gelukkig ontmoetten we Roy (we hadden afscheid genomen van het komische duo op de bus van Salta naar San Pedro) en maakte de avond de dag der mislukking ruimschoots goed.

Maar er was een idee in Manu*s hoofd geslopen, alsof Di Caprio het er zelf ingeplant had, maar hij moest en zou de waterval zien (waarschijnlijk nog aangesterkt omdat twee Israêliêrs zeiden dat het gevaarlijk was), en gebeurde het dat hij bij dag en dauw de zes kilometer richting Rio Colorada fietste en daarna begon aan de twee uur durende stroomopwaartse tocht richting waterval, waarbij hij de rivier kruiste als een kronkelende slang. Hij was op het punt om terug te keren, toen de volgende bocht eindelijk bracht waarnaar hij zocht. Het was niet de waterval zelf dat het zo schitterend maakte, het was de *remoteness* van de plaats, het feit dat hij al tweeênhalf uur geen mens meer had gezien. Op de terugweg vond hij dan nog de andere tien-meter-waterval die hem een verfrissende douche schonk. En ook het geluk stond aan zijn zijde toen bij een val zijn hele rechter broekzak onder water kwam, terwijl de andere de Ipod en camera bezat.

Ondertussen was Silvie met Roy, hoe kan het ook anders, naar meer wijngaarden op zoek, zodat zij zichzelf wijnkenner van Cafayate kan noemen, en zelfs getuige was van het merkwaardige feit, dat de ene dag een wijndegustatie vijf pesos kost en de volgende twintig,

Vervolgens bracht een twintig-uur-durende reis ons richting Buenos Aires, een stad die althans tot onze verbeelding spreekt.....

Bolivia, un país lleno de peligros

De tijd vliegt. Ondertussen zijn we reeds ver verwijderd van 'onze' stad en de families. Het afscheid woog zwaar, en hier en daar was er zelfs een traantje te bespeuren. Maar niet te lang getreurd, want het echte reisavontuur ligt nu wagenwijd voor ons open.

Eerste stop: het Titicacameer, het hoogste (bevaarbare) meer ter wereld. Het boottochtje bracht ons naar de idyllische islas flotantes. Deze artificiële eilandjes zijn letterlijk van kop tot teen uit riet gemaakt en kunnen door hun speciale structuur vrolijk ronddrijven op het gigantische meer. De nacht mochten we doorbrengen bij een gastgezinnetje op Isla Amantani. Hier werden we 's avonds plots in een traditionele outfit gestopt (tot hilariteit van ons alle vier), om dan met de papa van het gezin een stapje in de wereld te gaan zetten, of in dit geval beter gezegd het eiland, want het lijkt of ze - op de passerende toeristen na - slechts weinig benul hebben van the big big world out there. De volgende dag stond Isla Taquile nog op het programma, waarna we weer in de harde realiteit kwamen, en het afscheid met Lies en Anne nu ook wel gevaarlijk dichtbij kwam. Tijd om elk onze eigen weg te gaan :(. Al bleek die eigen weg nog wel behoorlijk te overlappen, want in Copacabana (het Boliviaanse schiereiland, niet het Braziliaanse strand, dat is voor over een maandje of zo) hadden we duidelijk dezelfde smaak van restaurantje, en in La Paz brachten de spells van de Witchmarket ons weer bij elkaar (waar buiten alle toverdrankjes overigens ook lama-foetussen en ander leuks te verkrijgen zijn...).

Wat nu volgt is niet geschikt voor ongeruste ouders, zeker niet voor mama's die mails sturen met horror-powerpoints en het uitdagende zinnetje 'doe dit zeker niet'. Twee keer raden, we deden het dus wel :-). Waar: La Paz. Wat: el camino de la muerte, beter bekend als the Death Road. Tot voor enkele jaren geleden was dit de gevaarlijkste weg ter wereld, waar elk jaar wel enkele auto´s, vrachtwagens en fietsers de afgrond indoken. Gelukkig voor de Bolivianen is er nu een nieuwe weg aangelegd die iets veiliger zou moeten zijn, maar een mountainbike-ritje naar beneden langs de vreselijke diepe kliffen kan er nog wel af. Het dodental ligt nu 'slechts' nog op zo'n tiental personen per jaar, veel beter dan een ritje op de Belgische wegen, dachten wij :-). Zodus stapten we op een veel te vroege ochtend enthousiast op onze mountainbike, op 4700 m hoogte, oftewel ergens tussen de wolken. Over het duizelingwekkende ritje langs smalle bergwegen, op losse gravel, met afgronden langs je van soms 1 km diepte, en waarbij elke slippartij je een bijna-dood-ervaring bezorgd, kunnen we maar één ding zeggen: wauw! Qua onvergetelijke ervaring kan dit wel tellen!

En nu we het toch over levensgevaarlijke onvergetelijke ervaringen hebben, kunnen we er maar ineens het Potosí verhaal aan vastkleven, waar we ons nu bevinden. Potosí is met zijn 4060 m de hoogste stad ter wereld, en was ooit wereldbefaamd om zijn zilvermijnen. Die mijnen zijn er er nog steeds, al is het zilver nu bijna uitgeput en wordt er vooral naar mineralen gezocht. En fijn voor ons, mogen wij ook in de claustrofobische, stoffige en hete schachtjes kruipen. Zo gezegd, zo gedaan, en dus gingen we gisteren met een groep van 1 meisje en 7 jonge kerels de mijnen in. Een beetje het 'Sneeuwwitje en de 7 dwergen'-gevoel. Het beeld dat we te zien en horen kregen van de mijnwerkers was op zijn zachtst schrijnend te noemen. Kinderen vanaf tien jaar beginnen te werken in de mijnen, en door de combinatie van asbest en de wekelijkse ongevallen met instortingen of mijnkarretjes, is de levensverwachting slechts zo'n 35 jaar... Gelukkig weten de mijnwerkers wel de pijn te verzachten: cocabladeren worden constant gekauwd (jep, nog steeds die blaadjes van de cocaïne), sigaretten zijn de dagelijkse maaltijden, en om hun dorst te lessen drinken ze pure alcohol (96 procent, shouldn't this be toxic?). Tesamen met het veelvuldig gebruik van dynamiet (de voorbije dingen hebben we trouwens allemaal als kadootje gekocht voor de mijnwerkers, dus we hebben vrolijk dynamietstaven in onze handen gehouden! Only in Bolivia...) om de mijnschachten verder uit te blazen, een ideale combinatie als je het ons vraagt!

Machu Picchu, nueva maravilla del mundo

Wie mooi wilt zijn, moet lijden. Wie Machu Picchu wilt bereiken, ook. Wat volgt is een verhaal vol hoogte- en dieptepunten, vol vriendschap en natuurlijke vijanden, vol van actie en de bijhorende pijn...

Het begon allemaal op een donderdag, nog niet zo lang geleden. Vier goede vrienden kwamen op het geweldig plan om de Inca Jungle Trail te starten, en namen samen met nog 15 andere psychisch gestoorden een bus naar een bergtop. Hoog uittorenend boven de wereld - daar waar de dorre landschappen plaats hebben gemaakt voor sneeuw - kregen ze de wapens om hun queeste van die dag tot een goed einde te volbrengen: mountainbike, knie- en elleboogbeschermers, helm, en een niet te onderschatten fluovestje. Het was meteen duidelijk dat de berg zich niet zonder slag of stoot gewonnen zou geven. Terwijl Anne en Lies hun angsten nog voorzichtig moesten overwinnen, gingen Manu en Silvie meteen in de aanval en reden zij snel en gezwind langs de bergflanken naar beneden, richting het beloofde land met tropische temperaturen. Dat het gevecht van die dag wel zijn sporen had nagelaten, bleek later op de avond: Silvie had aan een spectaculaire val een blauwe geschaafde plek over de hele ruimte van haar rechterdijbeen overgehouden, Manu zijn tere voetjes zaten, nog voor de wandeldagen begonnen, vol met bloedblaren omdat het vriendschappelijk voetbalmatchke na de fietsrace blootvoets uitvoeren, toch niet zijn meest snuggere moment bleek te zijn.

Dag 2 begon reeds om 6u, waarbij we met z´n allen als opgejaagd wild in een open truck werden gepropt, om even later aan de bergvoet te worden gedropt. Het afzien kon nu echt beginnen: bergen omhoog beklimmen, weer afdalen via smalle paadjes, langs rotsen en rivieren klauteren. Wat waren we dankbaar voor de coca-bladeren onderweg (jawel, die dingen waarvan cocaïne wordt gemaakt), die ons al kauwend de pijn en de uitputting wat deden vergeten. Na een dag van zo´n 8 uur wandelen, werden we onderweg wel beloond met een hotspring waar we onze stramme spiertjes even konden laten rusten. Het grapje dat we nadien nog wat bergflanken mochten overwinnen in het pikkedonker, wera toch niet door iedereen op een lachsalvo onthaald. Maar eens aangekomen en na iets wat aanvoelde als het laatste avondmaal, kwam de fut weer naar boven en hebben we het godvergeten stadje Santa Teresa laten kennis maken met onze onuitputtelijke Belgisch-Nederlandse dansenergie. Alle omstaanders stonden erbij en keken ernaar, maar na een tijdje hebben we een deel van onze groep toch kunnen overtuigen om deel te nemen in ons enthousiasme. waardoor de nacht voor iedereen meteen veel te kort werd om de volgende dag weer als frisse hoentjes verder te wandelen. Daarmee dat onze opmerkzame gids de plannen lichtjes gewijzigd had, en we de voormiddag al chillend aan een waterval hebben doorgebracht. ´s Namiddags was het echter weer hard labeur, en hebben we de treinsporen gevolgd tot in Aguas Calientes, dé uitvalsbasis voor Machu Picchu.

En toen was het al zondag, rustdag. Ergens is er toch iets misgegaan in God zijn weekplan, want om 4u ´s morgens liep de wekker al vrolijk af. Iets minder vrolijk verliep het opstaan, maar toen we om 6u aan Machu Picchu aankwamen (Manu was reeds wakker genoeg om de klim naar boven te maken, de meisjes hebben toch maar voor de bus geopteerd), was het gevloek op de wekker snel vergeten. Na de rondleiding tussen de ruïnes hadden we nog een uur de tijd alvorens we naar de berg Wayna Picchu konden. Die tijd hebben we nuttig opgevuld met slapen (wat doet een mens anders wanneer hij zich in één van de zeven wereldwonderen bevindt). De zo opgedane energie werd meteen erna al verbruikt voor - alweer! - een beklimming. Dat onze benen ons nog tot de top van Wayna Picchu hebben kunnen sleuren, is een half mirakel te noemen, maar wat was alle pijn het waard! Met een heerlijk blauwe lucht en een prachtig uitzicht over Machu Picchu was het puur genieten. Misschien dat de in de voorbije dagen zo vaak gehoorde uitspraak 'I am never ever going to hike to Machu Picchu again', toch nog kan omgebogen worden tot een genuanceerder 'wanneer onze spieren weer gerecupereerd zijn, pakweg over een jaar of 20, zullen we er nog eens over nadenken' ;-)

Andando se aprende a andar

Ondertussen werken we toch al weer drie weken in Hospital de la Solidaridad. Manu heeft 1 week NKO, 1 week labo en 1 week gynaeco achter de rug, Silvie 2 weken gynaeco en 1 week labo. Tijd dus om in een mooi overzichtje onze kennis met jullie te delen!

- een gebouw is overrated: het ziekenhuis bestaat immers nul komma nul uit beton of bakstenen, wel uit twee rijen containers (je hebt vast wel al exemplaren ervan gezien bij de dichtsbijzijnde haven), waarbij elke container is voorbehouden voor één specialisme

- 1e lijn is overrated: who needs huisartsen als je hier kan kiezen bij welk specialisme je wil zijn?

- subtiliteit is overrated: Silvie begon de eerste dag op pediatrie, maar na fijnzinnige opmerkingen van de betreffende arts zoals 'mijn ex-vrouw komt ook uit België, die vond ik maar niks, maar misschien kan jij haar wel vervangen' en 20 keer opnieuw proberen om diezelfde avond toch maar samen te gaan dansen, was de switch naar gyneacologie de volgende dag snel gemaakt

- eigen ziekenhuismateriaal is overrated: patiënten worden hier verwacht hun eigen steriele handschoenen, en plastieken speculum, mee te brengen

- steriliteit is overrated: steriele handschoenen die op de grond vallen, worden zonder blozen even later gebruikt voor een vaginaal toucher, kapotte zakjes met urine worden achteloos in een ander open potje gegoten voor de analyse, en laten we tijdens bloednames na het ontsmetten toch vooral niet vergeten om nog eens met onze vuile vinger aan de vena te voelen

- zorg dragen voor de eigen gezondheid is overrated:meestal zie je hier enkel patiënten met al vergevorderde stadia van kanker, huidziektes etc. Wanneer wordt verteld aan een patiënte met complete mola (= enorme toename van trofoblastcellen van de placenta, zonder dat een embryo aanwezig is), dat meteen een Rx Thorax gemaakt moet worden, en zo snel mogelijk een operatie moet volgen omdat haar situatie levensbedreigend is, zien we de patiënte nooit meer terug nadat ze hoort dat de operatie 600 soles (toch wel de volledige 150 euro...) kost

- vredelievendheid is overrated: of hoe verklaar je anders dat Manu op een gemiddelde voormiddag NKO zo'n 3 patiënten met een gebroken neus passeren?

- textbook cases zijn overrated: 26-jarigen die komen voor een reumatoïde profiel, 19-jarigen met vergevorderde baarmoederhalskanker, we draaien er onze hand niet voor om

- uitzieken is overrated: 1x je neus snuiten staat voor griep, en dus antibiotica. 1 uur buikpijn staat voor bacteriële infectie, en dus antibiotica. 1 maal vaginaal vochtverlies staat wederom voor vaginale infectie en dus antibiotica. Silvie had een bloedneus: eerste vraag van de arts: je hebt toch al wel een pilleke gepakt?

- klinische lijn technieken zijn overrated: bloednames zijn makkelijker wanneer je eerst de naald uit de stuwende vena haalt, en dan pas de garrot lost; na een 'puja señorita' wordt een speculum gewoon recht op recht ingebracht om het dan los te laten zodat je met andere dingen kan bezig zijn

- en tot slot: chirurgen zijn overrated: er waren eens 2 chirurgen die een salpingectomie moesten uitvoeren. Chirurg 1 duwt chirurg 2 opzij, zodat Silvie het kan overnemen, en de assistent-chirurg mag zijn tijdens de operatie

Oftewel: het leven zoals het is: Hospital de la Solidarid ;-)

Turistas, ¿nosotros?

De aankoop van het Boleto Turístico, een noodzaak wanneer je in Cuzco bent. Dit is een ticket dat 10 dagen lang toegang verleent aan de belangrijkste musea en Inca-ru ïnes rondom Cuzco. Buiten de naam was er voor ons echter - en gelukkig! - weinig toeristisch aan. We nemen altijd de lokale bus (waarmee we meteen ook steeds de enige, vaak verbaasd aangestaarde, buitenlanders zijn, die zo op tijd en stond ook zorgen voor een lachsalvo bij de lokale bewoners wanneer we doorkrijgen dat we onze halte hebben gemist :) ), en om één of andere reden lukt het ons ook om telkens op de sites aan te komen wanneer er slechts hier en daar een andere eenzame bezoeker rondloopt.

In Tipón hebben we ons tegoedgedaan aan cuy, de plaatselijke specialiteit. Gevoelige lezers worden aangeraden om vanaf nu niet verder te lezen, want cuy is namelijk de Spaanse naam voor cavia. En ja, op sommige plaatsen werkt het zoals wanneer je een kreeft besteld bij ons: je kiest het meest schattig huppelend huisdiertje uit, en even later wordt het al stomend op je bord geserveerd. Jammie!

Dit weekend was het Fiesta de la Virgen del Carmen. Manu is hiervoor met zijn familia naar Paucartambo gereisd, het epicentrum van het feest met gemaskerde mannen, vrouwen met overdadige kostuums en traditionele dansen. De 4 uur durende rit naar Paucartambo was er toch wat te veel aan voor Silvie, Lies en Anne, dus zij besloten om het feest dan maar in Pisac, in de Heilige Vallei, te vieren. Na een voormiddag vol feestgewoel en zelfs een heuse kerkviering, was het toch tijd om de ru ïnes die hoog boven de stad uittorenden, een bezoekje te brengen. De normale toerist neemt na de bezichtiging zijn bus of taxi terug naar beneden, maar dat was uiteraard buiten ons gerekend. Wij hadden namelijk naast de ru ïnes een onweerstaanbaar smal bergpadje met pijl ´Pisac´ gespot. Vol goede moed startten we de afdaling naast de ravijn, met af en toe een enge uitschuiver maar wel met prachtig uitzicht. Na een uur naar beneden hiken, zagen we aan de andere kant van de kloof een panfluitspelende Peruaan die ons verwonderd aankeek, en ons al lovend ´muy fuerte´ (= heel sterk) noemde. Even later, toen we eindelijk beneden aankwamen, werd duidelijk waarom: de toegang tot het pad was langs die kant afgesloten met een ´peligroso\opgepast´-lintje... Maar we made it, en we zijn er trots op!

¡Feliz cumpleaños!

Deze week stond duidelijk in het teken van verjaardagen, én microbiologische toestanden die Goossens zouden doen fronsen. Maar daarover later meer.

We verblijven nu reeds een week bij onze gastgezinnen. Manu werd hartelijk verwelkomd bij mama Clorinda, met haar drie zonen Martin, Fernando en Alcidez, alwaar hij elke dag weer een overdaad aan eten krijgt voorgeschoteld. Silvie woont de komende 5 weken samen met Lies bij mama Edith en papa Enrique, die ons liefkozend hun ´babies´noemen.

Verder zijn we, amper 4 dagen na de examens, met onze Spaanse lessen gestart. Manu en Lies vormen één klasje, en ook Silvie en Anne zijn een volledige klas van 2 personen. We moeten wel un poco loco zijn om nu alweer les te volgen en te studeren. Maar geef toe, huiswerk maken op één van de mooie pleintjes in Cuzco, er bestaan ergere dingen in het leven!

Woensdag was Fernando, Manu´s broer, jarig. ´s Avonds kwamen de vrienden van Fernando over de vloer, waarbij Manu meteen kennis kon maken met wat plaatselijke gebruiken. Zo wordt bier hier uit 1 glas gedronken: het glas wordt gevuld, leeggedronken, en doorgegeven aan de volgende. Altijd goed om wat van die ´schattige kleine beestjes´door te geven, nietwaar? Gelukkig bleef Manu van de lokale killerbacterie bespaard, al had hij de volgende ochtend wel te kampen met een killerkater…

… wat niet zo handig uitkwam, want die dag was het feest in de stad! Goed ingelicht als we zijn, wisten we uiteraard dat tijdens onze aanwezigheid de 100-jarige ontdekking van Machu Picchu gevierd zou worden. Of iets eerlijker: we hadden er geen flauw benul van. Maar dat maakt het event natuurlijk wel des te leuker, want hoeveel mensen kunnen zeggen dat ze in Cuzco waren precies 100 jaar na de dag dat hier de Inca ruïnes van één van de 7 wereldwonderen werden ontdekt? ´s Middags konden we genieten van fototentoonstellingen en traditionele dansen, en heeft Silvie meteen haar debuut op de radio gemaakt (in het Spaans!) nadat plots een micro onder haar neus werd geschoven met de vraag wat ze van al de festiviteiten vond. Na de salsales (waarbij een zekere S duidelijk wat meer ritmegevoel bleek te hebben dan een zekere M), werden de feestelijkheden uiteraard afgesloten met de verplichte ´fuegos artificiales´.Toch lief van de Peruanen om ons met vuurwerk te verwelkomen ;-).

Het eten van die avond is Silvie blijkbaar toch niet goed bevallen, want dat kwam er enkele uren later allemaal weer langs dezelfde kant uit. Mama Edith heeft toen vriendelijk ciprofloxazine aangeboden, die ik even vriendelijk geweigerd heb. Klaarblijkelijk is het hier de gewoonte om bij de minste buik- of keelpijn meteen antibiotica te slikken, die hier trouwens gewoon ´over the counter´ te verkrijgen is (oftewel voor de niet-geneeskunde-studenten onder ons: vrij verkrijgbaar in de apotheek). Resistentie, anyone?

Ondertussen bij Manu & co: zij moesten dan maar zonder de vierde musketier de wandeling langs Inca ruïnes met onuitspreekbare namen afleggen (om precies te zijn: Tambomachay, Pukapukara, Q´enqo en Saqsayhuamán, deze laatste klinkt trouwens ongeveer als ´sexy women´). Ondanks dat het bewolkt was, kwamen ze toch alledrie met een mooi rood verbrand gezichtje terug. Om dan meteen de redders in nood te spelen voor een huilend Peruaantje dat zijn mama verloren was (alvorens toch even te checken of het geen snuggere touristtrap was, je weet maar nooit hier).

´s Avonds was het verjaardagsfeest van papa Enrique, volledig met pizza, rijkelijke chocoladecake en wijn. Jammer genoeg lagen de maagjes van Silvie en Lies nog steeds zo overhoop, dat ons dieet zich beperkte tot water met af en toe een slokje cola…

Zaterdag was het dan tijd voor dé zwarte markt, de ´Baratillo´, el barrio más peligroso de Cuzco (voor de gevoelige ouderhartjes laat ik deze zin nog even onvertaald ;-)). Na een tijdje rondgestruind te hebben op de markt, liet een undercover politieagent ons subtiel even weten dat ze ons volgden, want er waren ergens in de buurt drie mannen die ons wilden beroven. Heel lief van de agenten, ware het niet dat we de grijpgrage handjes nét aan het uittesten waren door een lege portefeuille in onze achterzak te steken. Niettemin maakte het wel meteen duidelijk dat we ons inderdaad in het meest louche deel van Cuzco bevonden. Trouwens, buiten de resem gestolen goederen, kan ook iedereen die nood heeft aan lege (!) bierflesjes, verroeste moeren of een gebruikte toiletpot, hier zijn gading vinden. Allen daarheen dus!

La aventura ha comenzado

Vrijdag 9u 's morgens: aankomst Lima. Eens uit de luchthaven weten we zorgvuldig de vele 'taxi-lokkers' te ontwijken. Na een stukje wandelen, spreekt plots een man ons aan. Waar we heen gaan? En: wonder boven wonder, hij moet toch ook niet 'toevallig' naar Plaza de Armas in Lima zeker! Na wat gediscussieer in ons basis Spaans, gaan we toch met de man mee, op voorwaarde dat we de bus nemen. Jammer genoeg hebben wij nog geen Soles (de Peruviaanse munteenheid) op zak, waardoor hij toch de bus voor ons zal moeten betalen... Bij deze zijn wij waarschijnlijk de eerste 'onwetende toeristen' die een gratis rit luchthaven-Lima hebben weten te bemachtigen ;-)

Eens in Lima hebben we meteen een bus naar Pisco geboekt. Pisco is een klein lieftallig stadje, in opbouw nadat het in 2007 werd verwoest door een aardbeving. Ook een stadje waar ze blijkbaar nooit blanke grote mensen zien, want voor we het goed en wel beseffen, vraagt een bende giechelende schoolmeisjes al of ze met ons op de foto mogen. Beetje de omgekeerde wereld.

De ochtendstond heeft goud in de mond, of in dit geval: vogelstront. Hier hoort misschien een woordje uitleg bij... We zijn vroeg opgestaan om een boottocht te maken naar Las Islas Ballestas. Dit is een eilandengroep die bezwijkt onder de overpopulatie van vogelsoorten (waaronder pelikanen en pinguïns, en waarbij we geleerd hebben dat wanneer men spreekt over 'Peruvian boobies' het wel degelijk over een vogelsoort gaat, en niet over de plaatselijke decolletés), tesamen met hier en daar een zeeleeuw. De eilandjes zijn volledig besmeurd met guano (de mooie naam voor vogelpoep), maar de lokale bevolking is hier bijzonder blij mee, want zij sturen 'collectors' naar de eilanden om zoveel mogelijk guano te verzamelen, en deze guano wordt dan als meststof gebruikt. Ieder zijn hobby natuurlijk.

Na deze welruikende ervaring was het back to Lima om daar Anne en Lies op te wachten. Om dan de volgende dag af te zien op onze 21 uur durende bus naar Cuzco. Maar het waren luxueze zetels, dat wel!